Emily maakte zich niet zo vaak kwaad. Al had je niet altijd evenveel nodig om haar kwaad te krijgen. Een rotjoch die haar had nageroepen had dat snel ontdekt. Ze had zich zodanig snel omgedraaid en de jongen behekst dat hij niet eens de kans had gekregen om zich te verdedigen. Zijn benen dansten alle kanten op waardoor alles dat hij vast had op de grond terecht kwam. Woedend stapte ze op de kerel af, die van Griffindor bleek te zijn, en stond klaar zijn huid vol te schelden toen een docent de hoek om kwam...
Het meisje had geluk dat de docent geen punten had afgetrokken en haar enkel een opstel liet schrijven. Ze had op haar tanden gebeten toen ze de wind van voren kreeg. Haar woede was nog niet weg. Het was zo oneerlijk dat zo'n gedrag niet bestraft werd, was het dan normaal dat jongens meisjes nariepen? 'Het zijn maar jongensstreken, je hoeft het niet zo serieus te nemen', had ze ooit eens iemand horen zeggen. Mocht het niet iemand geweest zijn van haar eigen familie (en feit dat ze nog niet buiten school mocht toveren) dan had ze hem behekst en ging nu waarschijnlijk met een blijvende plakbezwering aan het plafond.
Maar goed, ze was naar buiten gegaan om af te koelen. Zachtjes vloekte en mompelde ze nog na. Met haar toverstok zwiepte ze wat en af en toe spoten er vonken uit. Ook dat was een manier om haar frustraties kwijt te geraken. Tot ze een steen vond en deze met magie het water liet oversteken met zo'n geweld dat het water enkele meters omhoog spatte. Even leek het te regenen. Geweldig, nu waren haar haren ook nat. Met een bedrukt gezicht keek ze opzij en zag een meisje staan. Emily had geen idee gehad dat ze op zo'n meter naast iemand anders halt had genomen. "En, wat sta jij hier depri te doen?", haar stem had eerder neutraal geklonken dan beschuldigend of aanvallend. Het meisje keek zelf niet bepaald gelukkig.